top of page

Ik zit in mijn tuin. Genieten, dat hoor ik te doen, maar ik voel onrust. Ik kijk naar de tegels, die zijn schoon gebleven dit jaar. Achterin de tuin liggen keitjes, daar groeit meer gras tussen dan op het voormalig grasveld. Wat daar ook gebeurt, ik heb er niets meer over te zeggen. Het is lente met zomerse temperaturen. Tegen het tuinhuisje, waar de deur uit is gevallen, staan een paar gelige bamboestengels. Lager bij de grond zitten meer stengeltjes, die kan ik er misschien nog net uitkrijgen als ik m’n best doe.

 

Ik doe m’n best, ik heb zelfs een boek over tuinieren, dus in gedachten ga ik elke dag op pad in mijn eigen tuin. Ik ruik de vochtige aarde; achter de bessenstruik is per ongeluk, in een kapotte ton, compost ontstaan. Nog een stukje verder staan de kliko’s. Hoog aan het schuurtje zit een vogelhuisje waarvan de zijmuren scheefhangen. Ik kan het huisje weghalen, maar er zit nog een nestje in. Ooit was er geel gras, door de trampoline van de vorige bewoners. Ik liet het zo; er groeide vanzelf iets anders. Paardenbloemen en klaprozen. Waar de kattenstaart vandaan komt: ik weet het niet. De buurman schonk klimmers. Eén boompje stierf een onopgemerkte dood. Was het de kat, die de stam als krabpaal gebruikte? Kwam het door graafwerkzaamheden aan de andere kant van de schutting? In de hoek bij de oorsprong van de druivenrank markeerde ik iets met stenen. Er bloeiden eerst bloemen die ik daar zaaide, nu bloeit er iets anders moois. Het is daar oppassen geblazen, want soms komt er zo ineens een bremtak tevoorschijn. De druiventakken gaan de lucht in en trekken zich niets aan van de route die ik had uitgestippeld langs de schutting. De klimop oogt groen en fris. Over de hazelaar hield Noël een spreekbeurt in coronathuiswerktijd; hij moest een werkstuk maken maar ik filmde hem gewoon voor de heester zelf terwijl hij zijn verhaal deed.

 

In de ochtend rol ik mijn matje uit op de tegels en ik haal diep adem. Ik doe yoga for gardeners, ook, zoals de juf zegt, voor ‘metaphorical gardeners’. Dat ben ik. Ik ga niet tuinieren. Op een dag wordt dit een klus voor Noël. Ik voel een grote weerstand tegen het inperken van alles wat wil groeien in mijn tuin. Ik wil bijna alles welkom heten. Het ruikt lekker. Het zoemt. Het licht wordt gefilterd als ik op mijn rug in mijn eigen wildernis lig. Ik besluit het zo te laten.

  • Black Facebook Icon
  • Black Instagram Icon
bottom of page